“Banks kan nog heel lang mee”
Interview Peter Robinson
In Nederland behoort Peter Robinson niet tot de grote namen als het gaat om thrillerschrijvers. Toch timmert hij al 25 jaar aan de weg met zijn Inspecteur Banks reeks, worden zijn boeken in 22 talen uitgebracht en heeft hij al diverse onderscheidingen – nationaal en internationaal – voor zijn werk ontvangen.
Hoog tijd om eens kennis te maken met deze bescheiden Britse schrijver. En waar kan dat beter in het noorden van Yorkshire, het prachtige graafschap waar de boeken over Banks zich afspelen?
We zijn in Richmond, een schattig stadje zoals dat alleen in Engeland te vinden is. Compleet met vierkante kerktoren, een tea-room op iedere hoek van de straat en de ruïnes van een abdij en een kasteel op loopafstand.
In het achttiende eeuwse Kings Head hotel denkt Peter Robinson terug aan 1987, het jaar dat hij zijn eerste Inspecteur Alan Banks boek schreef. “Ik woonde al een paar jaar in Canada om daar les te geven. Ver van huis had ik last van heimwee naar Yorkshire. In die tijd stonden detectiveboeken nog in de kinderschoenen. Ik kende alleen het werk van P.D. James en Ruth Rendell. Omdat ik het een fascinerend genre vond, koos ik voor een politieman als hoofdpersoon.”
“Ik besloot van Banks een buitenstaander in Yorkshire te maken, net als ik was omdat ik er niet meer woonde. Vanwege de nogal wantrouwende en stugge volksaard hier, heb ik Banks wel een open persoonlijkheid gegeven. Hij is zo’n iemand die mensen snel voor zich inneemt.”
“Ik begon met een leeg doek en liet Banks almaar groeien. Het wonderbaarlijke is dat hij na meer dan twintig boeken nog steeds boeit. Hij is nu midden vijftig, maar ik kan nog zeker met hem verder. Mijn volgende boek over Banks komt over twee jaar uit in Engeland, hij is dan echter slechts een half jaar ouder. In fictie kun je een ander tijdsbegrip hanteren en kan ik langer met hem door.”
“Misschien gaven mijn eerste boeken een geïdealiseerd beeld van mijn geboortegrond, maar de afstand werkte ook een bepaalde objectiviteit in de hand. Zo werd ik me pas bewust van het Engelse klassensysteem toen ik eenmaal weg was. Hier wordt nog heel sterk bepaald wie je bent door je afkomst, je accent en naar welke school je bent geweest.”
“Inmiddels verdeel ik mijn tijd tussen mijn huis in Richmond en dat in Toronto. Ik kan nu langer hier zijn en maak inmiddels deel uit van de gemeenschap. Dat geeft weer nieuw perspectief aan mijn werk, ik weet wat er leeft en kan actueler zijn.”
“Yorkshire is inderdaad de hart en ziel van mijn werk. Aanvankelijk liet ik mijn boeken alleen op het platteland spelen, maar maak nu ook gebruik van steden als Leeds en Londen. Geografisch gezien zijn mijn boeken uitgebreider geworden, maar ik zal altijd terugkeren naar het prachtige landschap van de Dales.”
Robinson lacht bij de vraag of hij en Banks veel overeenkomsten hebben. “Het enige wat ik hem gemeen heb is de manier waarop wij de avonden doorbrengen. Relaxed muziek luisteren met een goed glas erbij. Vroeger was dat net als bij Banks whisky, maar om gezondheidsredenen drink ik nu alleen nog rode wijn.”
“Ik zou zijn werk echter nooit kunnen doen. In de semi-militaire hiërarchie van de politie is het voor mij onmogelijk om te functioneren. Ik kan helemaal niet tegen autoriteit, wil gewoon mijn eigen zin doen. Verder heb ik een hekel aan geweld, kan ik geen bloed zien en heb ik iets tegen ziekenhuizen en operaties.”
“Voor mij geen CSI-achtige plots, forensische mysteries zijn aan mij niet besteed en ik weet er ook niets van. Alle technische informatie laat ik als uitslagen naar binnen komen, zonder al teveel details. Die onderzoeksresultaten zijn een prima middel om een verhaal tempo te geven of juist te vertragen.”
“Het is bijna niet voor te stellen dat mijn werk in zoveel talen te lezen is. Ik vraag me vaak af hoe de Japanse vertaling zal zijn. Hoewel mijn boeken zich in een duidelijk aangegeven omgeving afspelen, zijn de mensen en hun problemen universeel. Overigens ben ik heel populair in Scandinavië. “ De schrijver lacht: “Dat zal wel iets te maken met onze noordelijke mentaliteit.” (De Telegraaf, 2012)
Uitg. A.W. Bruna.